Bollen en knollen
Wat is nu precies het verschil tussen een bol en een knol? Eerst maar even de overeenkomst. Zowel bollen als knollen dienen als opslagplaats voor reservevoedsel. Met dat voedsel kan, zodra zich weer een gunstige periode aandient, snel een nieuwe plant worden ontwikkeld.
Een bol zit echter heel anders in elkaar dan een knol. Een bol is in feite een volledige plant. De bodem van de bol is een zeer gedrongen stengel waarop vlezige bladeren staan. In die bladeren wordt het voedsel opgeslagen. Centraal op de bodem, omhuld door de vele bladeren, staat de hoofdknop waaruit in het juiste seizoen een bloem zal groeien. Als de bladeren de bol grotendeels omvatten, zoals bij een ui, worden het rokken genoemd. Als de bladeren smaller zijn dan de omvang van de bol, heten ze schubben.
Een knol is een verdikking van een deel van de plant. In de meeste gevallen is het een verdikking van de stengel. Dat wordt dan een stengelknol genoemd. Soms zit het verdikte deel van de stengel boven de grond, zoals bij de koolrabi. Maar de stengel kan ook in de grond zitten, zoals bij de radijs. Ook de aardappel is een stengelknol. De ondergrondse stengels van de aardappel worden overigens ‘stolonen’ genoemd. De plek van de verdikking aan de stengel bepaalt of er al dan niet schubben op de knol zitten. Als de verdikking boven de eerste bladeren ontstaat, de zaadlobben, is het een bedekte knol. Ontstaat de verdikking onder de zaadlobben dan is het een naakte knol, zoals bij de radijs en de aardappel het geval is. Tot slot kan de verdikking dan ook nog in de wortel optreden. Er wordt dan gesproken van een zogenaamde wortelknol. De kroot is hier een goed voorbeeld van.